Toetsbeleid
Toetsbeleid
Zoeken
Voor het Carolus Borromeus College is toetsing een belangrijk onderdeel van het onderwijsleerproces. In onze onderwijskundige visie staat: ‘Onze medewerkers streven ernaar het beste in de leerlingen naar boven te halen’. De focus ligt daarbij op de leerling zelf. Het belang van toetsing is daarbij groot. Toetsing is het begin- en eindpunt van een (deel van het) onderwijsleerprogramma. Het gaat over het stellen van succescriteria, leerdoelen en het vormgeven van bijpassend onderwijs. Daarbij zegt het resultaat van de toets iets over het leerproces waarin de leerling en de docent een belangrijke rol spelen. Via toetsing toont de leerling aan over een bepaald, vereist niveau te beschikken. Op het Carolus Borromeus College werken we vanuit een positieve benadering van toetsing. Dat wil zeggen dat, naast het gemeten resultaat, vooral het proces (voorbereiding, wijze van leren en zelfreflectie) van de toetsing centraal staat. Kwalitatief goede toetsing biedt inzicht in en stimuleert het individuele leerproces, waarvan de leerling mede regisseur is. Op basis van de toetsresultaten kijken de vakdocent en de coach van een leerling naar de ondersteuningsbehoefte. Deze behoefte kan liggen op zowel begeleiding als uitdaging in het kader van talentontwikkeling.
Om toetsing in een positief leerproces te bevorderen, hanteren we op het Carolus Borromeus College de volgende uitgangspunten die zijn vastgelegd in het toetsbeleid van de school.
Opbouw schooljaar en aantal toetsen
a. Het schooljaar bestaat uit 3 periodes, die afgesloten worden met een toets- en schoolexamenweek. Aan het einde van periode 1 en 2 staat een afwikkelweek gepland.
b. Het examenjaar bestaat uit twee periodes.
c. Een afwikkelweek is een week na de toets- en schoolexamenweek waarin de lessen zoveel mogelijk doorgang vinden en waarin leerlingen onderwijstrajecten kunnen afronden. Er kunnen bijvoorbeeld deadlines, mondelinge en presentaties worden gepland in deze weken. Ook kunnen er andere, aan onderwijs gerelateerde activiteiten gepland worden.
d. Buiten de toets- en schoolexamenweek worden niet meer dan vijf toetsen per week afgenomen, waarvan maximaal 3 toetsen een proefwerk mogen zijn. Het betreft hier toetsen waarvoor geleerd moet worden of die voorbereiding vragen. Er mogen niet meer dan 2 proefwerken per dag worden afgenomen.
e. PTA-toetsen buiten de schoolexamenweek worden gecoördineerd gepland.
f. Vakken die na het eerste halfjaar eindigen i.v.m. periodisering, mogen rond die tijd een toets plannen.
g. In het onderliggende toetsbeleid zijn afspraken gemaakt over het maximum aantal toetsen dat een vak per schooljaar mag afnemen.
Toetsduur
Over de lengte van toetsen en schoolexamens gelden de volgende afspraken:
- Onderbouw: toetsen die buiten de toetsweken worden afgenomen, dus in een reguliere les, duren maximaal 30 minuten;
- Onderbouw: in toetsweken duren toetsen 50 of 100 minuten;
- Bovenbouw: toetsen/schoolexamens die buiten de toetsweken worden afgenomen, duren 30 of 60 minuten. In dat laatste geval is sprake van een blokuur of een gecoördineerde toets;
- Bovenbouw: toetsen/schoolexamens in toets- en schoolexamenweken duren 50, 100 of 150 minuten.
Leerlingen met recht op extra tijd kunnen gebruik maken van deze faciliteit conform onderstaande centrale afspraken:
30 minuten = 5 minuten extra tijd (toets die plaatsvindt in een reguliere les van 40 minuten)
50 minuten = 10 minuten extra tijd
60 minuten = 15 minuten extra tijd (toets die plaatsvindt in een blokuur van 80 minuten)
100 minuten = 25 minuten extra tijd
150 minuten = 30 minuten extra tijd
Voorafgaand aan de toets
a. Ter voorbereiding op de toets kunnen leerlingen altijd vragen stellen aan de docent (mondeling of schriftelijk, via mail).
b. Uiterlijk 5 werkdagen vóór de toets is de leerstof en toetsvorm bekend bij de leerling.
c. Presentaties, werkstukken, practica, praktische opdrachten en handelingsdelen worden op tijd bekend gemaakt, zodanig dat leerlingen zich tijdig en voldoende kunnen voorbereiden.
d. De inleverdatum voor werkstukken en verslagen wordt óf uiterlijk 14 dagen voor de toets- en schoolexamenweek gepland óf in de kantelweek. Uitzonderingen hierop kunnen worden aangevraagd bij de adjunct-directeur.
e. De uiterste inleverdatum voor handelingsdelen wordt uiterlijk 21 werkdagen voor de laatste toets- en schoolexamenweek van het schooljaar gepland.
f. Het curriculum en de toetsing van elke sectie wordt, zowel in de onderbouw als in de bovenbouw, vastgelegd binnen het PTD (Programma van Toetsing en Doorstroming). Voor het schoolexamendeel geldt een PTA (Programma van Toetsing en Afsluiting.
g. Er is sprake van een afnemend aantal toetsen naarmate het centraal schriftelijk eindexamen nadert.
h. Er wordt zowel formatief als summatief getoetst.
Tijdens de toets: aandachtspunten voor leerlingen en docenten
a. Schriftelijke toetsen gaan in principe altijd door. Bij ziekte van de docent wordt de toets afgenomen door een waarnemer. Indien de toets niet door kan gaan, plant de docent in overleg met de adjunct-directeur een moment waarop de toets wordt gemaakt.
b. De surveillant zorgt voor rust tijdens de toets en bewaakt de tijd.
Na afloop van de toets: aandachtspunten voor leerlingen en docenten
a. Toetsresultaten worden geanalyseerd en geëvalueerd door docenten en secties.
b. Een toets wordt altijd nabesproken met de leerlingen. Hierbij heeft de leerling recht op inzage van opgaven en eigen antwoorden. Feedback op de toets en het leerproces maken deel uit van deze bespreking.
c. Resultaten worden niet in de klas voorgelezen en Magister wordt niet voor de hele klas geopend.
Afspraken over correctietijd
a. De correctie van de toets wordt binnen 10 werkdagen uitgevoerd en de resultaten zijn ingevoerd in Magister. Voor toetsen in de toets- en schoolexamenweek worden cijfers gepubliceerd na de laatste toets en geldt een vaste deadline voor cijferinvoer van tenminste 5 werkdagen.
b. Voor schrijftoetsen en -examens, werkstukken, verslagen en handelingsdelen geldt een correctietermijn van 15 werkdagen.
Cijfers en cijferstructuur:
a. Resultaten worden beoordeeld met cijfers 1,0 t/m 10,0. Cijfers worden afgerond op één decimaal. Vakken die werken met beoordelingen, kunnen dat doen met de beoordeling O, V, G.
b. Om pedagogische redenen wordt in de onderbouw geen rapportcijfer lager dan 3,0 gegeven.
c. Het is niet toegestaan om meerdere toetsen te combineren tot één cijfer.
d. In de onderbouw wordt gewerkt met wegingsfactoren 1, 2 of 3. In de bovenbouw gelden wegingsfactoren 1 t/m 5.
e. In de onderbouw wordt gewerkt met een voortschrijdend gemiddelde binnen het PTD. De resultaten van het hele schooljaar worden gemiddeld tot een stand van zakencijfer en een afgerond jaarcijfer (enkele afronding).
f. Voor de bovenbouwklassen die werken met een PTD geldt dat ook wordt gewerkt met een voortschrijdend gemiddelde. De resultaten van het hele schooljaar worden gemiddeld tot een stand van zakencijfer en een afgerond jaarcijfer.
g. In het geval bij de overgangsbesluiten gekeken moet worden naar het gemiddelde van 6,0 of hoger, dan wordt gekeken naar het gemiddelde stand van zaken cijfer van alle vakken die werken met een cijfer. Daarvoor wordt eerst per vak het gemiddelde stand van zaken cijfer berekend (op één decimaal) en dat wordt vervolgens gemiddeld met alle andere vakken die werken met een cijfer. Ook dat cijfer wordt afgerond op één decimaal.
h. Voor bovenbouwklassen die werken met een PTA gelden de afspraken in het PTA en het examenreglement.
Rapportage ouders, verzorgers:
a. Ouders worden adequaat geïnformeerd over de studievoortgang van hun kind. Daar waar nodig worden ouders betrokken bij het studieproces van de leerling. Magister is een belangrijk eerste informatiemedium, maar daar waar nodig wordt direct contact gezocht door de betrokken medewerker van school.
b. De school organiseert driehoeksgesprekken en coachspreekuren, waarin de coach samen met de leerling en ouders, verzorgers de leerdoelen, resultaten en voortgang bespreekt.
c. Leerlingen en ouders kunnen de voortgang van de leerlingen bijhouden in Magister, aan het einde van het schooljaar ontvangen alle leerlingen een schriftelijke rapportage.
Inhalen gemiste toetsen en schoolexamens
Leerling halen een gemiste toets zo snel mogelijk in. De leerling neemt hiervoor binnen twee schooldagen na de hersteldmelding contact op met de vakdocent om een afspraak te maken over het inhaalmoment. Dienen er meerdere toetsen ingehaald te worden, dan bespreekt de leerling dit met de coach en/of leerlingcoördinator.
Gemiste toetsen en overhoringen kunnen met ‘inh’ vermeld worden in Magister zolang deze niet ingehaald zijn.
Verzuimt de leerling om binnen twee schooldagen contact op te nemen met de vakdocent of komt hij zijn afspraak niet na, dan loopt de leerling het risico dat hij onvoorbereid de toets dient te maken op een door de school bepaald moment. Als dat niet tijdig in de lopende periode van het schooljaar gebeurt, kan de docent na overleg met de adjunct-directeur besluiten om het cijfer 1,0 te plaatsen in Magister. Dat moet gecommuniceerd worden met de leerling.
Inhaalwerk voor PTD-toetsen (onder- en bovenbouw) wordt centraal ingepland. Voor de leerlingen die schoolexamens (PTA-toetsen) maken gelden de aanvullende richtlijnen uit het examenreglement met betrekking tot afwezigheid, inhalen en herkansen.
De datum van de inhaaltoets is niet onderhandelbaar; inhaaltoetsen kunnen ook worden ingepland tijdens bijvoorbeeld de toetsvrije week of aansluitend aan een weekend of vakantie.
Aan het einde van het schooljaar dient het complete programma door de leerling afgerond te zijn, inclusief inhaalwerk. In andere gevallen kan niet worden beslist over de overgang van een leerling.
Onregelmatigheden: fraude, plagiaat en niet gemaakt werk
Voor leerlingen die werken binnen het PTA, staat de regeling over onregelmatigheden opgenomen in het examenreglement.
Voor de overige leerjaren gelden de kaders uit dit toetsbeleid. Eerst volgt een begripsdefinitie:
Voorbeelden van onregelmatigheden: zonder geldige reden niet deelnemen aan een zitting van een schoolexamen, het niet tijdig inleveren of afronden van een praktische opdracht of een handelingsdeel, het examenwerk niet op de juiste wijze inleveren, (delen van het) examenwerk niet inleveren en beweren het wel ingeleverd te hebben, examenwerk van anderen inleveren, tijdens een toets of schoolexamen afkijken of overleggen met anderen, tijdens een toets of schoolexamen gelegenheid geven tot afkijken, aanwijzingen krijgen/geven bij toiletbezoek, digitaal of op een andere wijze verspreiden van toets- of schoolexamenmateriaal voordat het examen begint, het bij je dragen apparatuur die verbinding kan maken met de buitenwereld zoals een mobiele telefoon, (noise cancelling) headset en (smart)horloge, het maken van aantekeningen in een bij de toets goedgekeurd hulpmiddel, zoals een woordenboek, fraude, plagiaat en het onjuist gebruik van kunstmatige intelligentie.
Daarnaast geldt dat werk altijd door de leerling zelf geschreven/gemaakt dient te zijn, zonder gebruik te maken van kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence). Alleen als daarover door de docent in de opdracht afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld als AI toegestaan wordt als bron, kan kunstmatige intelligentie ingezet worden. Dan dient wel sprake te zijn van de juiste bronvermelding, inclusief de prompt (ingegeven vraag).
Indien een surveillant of een docent tijdens de afname van een toets waarneemt dat een leerling zich schuldig maakt aan een onregelmatigheid, treedt het volgende protocol in werking:
a. De surveillant of docent stelt de betreffende leerling onmiddellijk in kennis van de geconstateerde frauduleuze handeling/onregelmatigheid.
b. De leerling wordt – als het enigszins mogelijk is – in staat gesteld om het werk af te maken.
c. Op het oorspronkelijke blad wordt een melding van fraude aangetekend. Om te voorkomen dat de leerling iets kan uitwissen, wordt dit blad vervolgens ingenomen. Indien van toepassing wordt ook melding gemaakt van deze constatering op het proces verbaal/voorblad.
d. De leerling krijgt een nieuw antwoordblad en mag de toets vervolgen.
e. De surveillant of docent maakt van het geconstateerde melding bij de adjunct-directeur.
f. Ten aanzien van het cijfer geldt in de onderbouw: bij fraude (zulks ter beoordeling aan de adjunct-directeur) wordt een 1,0 geschreven. Vervolgens krijgt de leerling een mogelijkheid om de toets opnieuw te maken, zulks ter beoordeling van de adjunct-directeur. Het nieuwe resultaat wordt daarna gemiddeld met de 1,0.
g. In de bovenbouw, zijnde niet-schoolexamenwerk, nemen we een maatregel conform de afspraken in het examenreglement. De adjunct-directeur beslist in zulk geval.
Bezwaar en beroep
Bij vermeend onjuiste of onzorgvuldige toepassing van het leerlingenstatuut of het toetsbeleid, kan degene die zich benadeeld voelt direct bezwaar aantekenen met het verzoek de handelwijze in overeenstemming te brengen met het leerlingenstatuut of het toetsbeleid. Dat doet de leerling in eerste instantie bij de vakdocent.
Indien dit geen bevredigend resultaat oplevert, dan kunnen achtereenvolgens de coach, leerlingcoördinator of adjunct-directeur worden betrokken. Deze nemen vervolgens contact op met degene tegen wie bezwaar is aangetekend, om te proberen tot een aanvaardbare oplossing te komen. In de laatste instantie dient men de zaak voor te leggen aan de directeur. Een reactie op hierboven bedoelde klacht moet, redelijkerwijs, binnen 5 schooldagen mondeling dan wel schriftelijk gegeven zijn.
Wordt geen van de reacties afdoende bevonden, dan kan een betrokkene gebruik maken van de klachtenregeling van Ons Middelbaar Onderwijs. De volledige tekst van deze klachtenregeling is in te zien bij de schooladministratie of te vinden op de website van OMO.
Voor de afspraken die gelden bij schoolexamens (PTA-toetsen), verwijzen we naar het examenreglement.